Het Huis-Freytag-Lohman-orgel

Vroege geschiedenis

Het orgel in Noordwolde kent een lange geschiedenis. Helaas is van die geschiedenis maar heel weinig op schrift bewaard gebleven. In 1934 is bij een boerderijbrand een groot deel van het kerkarchief verloren gegaan. Maar tijdens de restauratie van het orgel door Mense Ruiter Orgelmakers (2004–2006) zijn veel wetenswaardigheden tevoorschijn gekomen. Zo weten we nu dat in de 16e eeuw al een klein orgel aanwezig was tegen de westwand van de kerk. Dat was toen de buitenmuur, omdat de toren los stond. In 1621 vond een omvangrijke kerkrestauratie plaats. Daarbij werden de oude gewelven wegens bouwvalligheid afgebroken. Ook kwamen er steunberen, grotere spitsboogramen en een vlakke houten zoldering. In deze periode vond een orgelrenovatie plaats, mogelijk door Anthoni Verbeek. In 1639 werd de toren verhoogd met de uivormige spits als bekroning. Ook werd toen een tussentravee tussen toren en kerk aangebracht.
Rond 1640 werd het kerkdak verhoogd en werd het huidige tongewelf gemaakt. Het 16e-eeuwse orgel, in 1621 hersteld, werd herplaatst op een vergroot orgelbalkon. De balgen werden opgesteld in de nieuwe tussentravee. En daar zijn ze nu nog steeds, in werkzame staat en eventueel ‘met voeten te treden’.

De smalle tussentravee tussen toren en schip heeft een eigen toegangsdeur.

Een grote ingreep vond plaats omstreeks 1658: een nieuw orgel werd gemaakt door Hendrik Huis. Hij gebruikte daarbij het oude pijpmateriaal. Stichter was Bernhard van Berum. Het werd een orgel met drie klavieren en vrij pedaal, in totaal 27 registers; toentertijd het grootste dorpsorgel in de Groninger Ommelanden! Het orgel was waarschijnlijk gestemd in middentoonstemming. In de dispositieverzameling van Joachim Hess (1774) staat het orgel opgenomen als van de ‘Gereformeerde Kerk met drie Hand Clavieren en een Vry-Pedaal’:

ManuaalBorstwerkRugwerk
Praest 8v
Rhoerfl 8v
Octaav 4v
Sup.Oct 2v
Siflet 1v
Quint 3v
Mixtuur
Cimbel
Tromp 8v
Holpyp 8v
Octaav 2v
Quint 1 1/3v
Tertiaan
Cimbel

Pedaal
Bourd 16v
Praest 8v
Octaav 4v
Bazuyn 16v
Cornet 4v
Quintad 8v
Praestant 4v
Baarpyp 2v
Octaav 2v
Quint 1 1/2v
Mixtuur
Cimbel
Kromhoorn 8v

In 1695 was kennelijk onderhoud noodzakelijk. Dit werd uitgevoerd door Arp Schnitger. De dispositie werd niet gewijzigd. In de tijd van 1731 tot 1802 werd het onderhoud waarschijnlijk gepleegd door de orgelmaker Albertus Anthoni Hinsz en later door Frans Casper Schnitger Jr. en Heinrich Hermann Freytag.

Recente geschiedenis

In 1802 kwam er een grote ingreep: nieuwbouw door Heinrich Hermann Freytag, met gebruikmaking van zoveel mogelijk oud materiaal zoals orgelkas, balkon en ongeveer tweederde van het oude pijpwerk. Het orgel werd daarbij verkleind tot twee klavieren en vrij pedaal met 20 registers. De borstwering van het orgelbalkon werd rechtgetrokken. Stemming “in goede harmonie”.

De cartouche uit 1802 boven de speeltafel

De tijd schreed voort: 1833 renovatie door Nicolaas Anthoni Lohman. Veel houtsnijwerk werd vervangen en aangevuld, waarschijnlijk door Anthoni Walles. Drie registers zijn vervangen, er werd geherintoneerd en de frontpijpen werden opnieuw gefolied. De stemming werd (vrijwel) gelijkzwevend. De familie Lohman onderhield het orgel van 1834 tot ca. 1870. Van 1870 tot ca. 1900 is het orgel mogelijk onderhouden door Roelf Meijer.
Marten Eertman, organist en orgelmaker te Noordwolde, werkte in 1903 aan het orgel en verving de Fluit 2′ van het hoofdwerk door een Bourdon 16′. In de periode ca. 1925 tot 1946 raakte het orgel sterk verwaarloosd. De crisis van de twintiger en dertiger jaren en de tweede wereldoorlog zullen daar mede debet aan geweest zijn.

Toen in 1944 de toenmalige organist moest onderduiken, werd hij vervangen door de heer Paul Moerman. In 1946 werd die officieel benoemd tot organist. Hij trof een instrument aan in deplorabele toestand. Vanaf zijn benoeming was hij een fel pleitbezorger van het orgel. Hij keurde de toenmalig in gebruik zijnde restauratiemethoden af. Dit sloot overheidsubsidie uit, waardoor het orgel tot 2004 niet zou worden gerestaureerd. Alleen werd op zijn instigatie door Mense Ruiter het orgel voorzichtig hersteld en bespeelbaar gehouden. In 1990 stemden zij het orgel in een stemming naar Neidhardt.

Situatie na de oorlog (foto Kerk in Beeld)

De restauratie

Mense Ruiter Orgelmakers onderhoudt het orgel sinds 1946. Het werd steeds duidelijker: onderhoud alleen volstond niet meer. Met inzet van velen kon Mense Ruiter Orgelmakers in de periode 2004 tot 2006 het orgel restaureren. Er werd gekozen voor een ‘conserverende restauratie’. Uitgangspunt: integraal behoud en herstel van de situatie van 1833. Er werd eén register gereconstrueerd, de Fluit 2′ van het hoofdwerk. Adviseur was Stef Tuinstra, en de Rijksadviseurs waren Rudi van Straten en Wim Diepenhorst.
In de huidige situatie is het orgel weer in oude luister hersteld. Het kan met recht een historisch instrument worden genoemd: veel van het soms stokoude pijpwerk is bewaard gebleven en alle registers klinken weer in volle glorie. Het orgel heeft een heel specifieke, directe klank, helder en soms fel van toon en kleur. Het prestantenkoor kent vele liefhebbers, evenals de Vox Humana, die is afgedekt met een houten resonanskast… Bijzonder is natuurlijk dat, te midden van veel ‘barokregisters’ er ook een Viola da Gamba 8′ aanwezig is; een overblijfsel uit negentiende-eeuwse ingrepen. Sinds de restauratie in 2006 is de dispositie als volgt:

Hoofdwerk C-d”’Rugwerk C-d”’Pedaal C-d
Praestant 8′
Roerfluit 8′
Viola di Gamba 8′ (1833)
Octaaf 4′
Fluit 4′
Fluit 2′ (2006)
Mixtuur III-VI
Trompet 8′
Holpijp 8′
Praestant 4′
Roerfluit 4′
Octaaf 2′
Speelfluit 2′
Flageolet 1′
Vox Humana 8′ (1802)

Bourdon 16′ (1802)
Praestant 8′
Octaaf 4′
Bazuin 16′
Cornet 4′

Koppelingen:
RW-HW (gedeeld)
HW-Ped

Het koraal ‘Liebster Jesu, wir sind hier’ (BWV 731) werd zowel voor als na de restauratie opgenomen, gespeeld door Jan Harryvan. Door de opnames kunt u de klank van voor en na de restauratie vergelijken.

‘Liebster Jesu, wir sind hier’ (BWV 731) voor de restauratie
‘Liebster Jesu, wir sind hier’ (BWV 731) na de restauratie

Stemming

Zoals boven vermeld is het Huis-orgel van 1658 hoogstwaarschijnlijk in middentoon gestemd geweest, net als zijn zestiende-eeuwse voorganger.
De stemming ‘in goede harmonie’ die door Freytag in 1802 toegepast is, zal een onevenredig zwevende stemming geweest zijn (zoals naar Werckmeister of Neidhardt). Het werd gaandeweg steeds belangrijker gevonden om “uit alle tonen even goed te kunnen spelen”.
Ook zullen toen de laagste oktaven van de manualen en het pedaal volledig gemaakt zijn, wat daarvoor niet zo was omdat de grootste, zwaarste pijpen Cis en Dis toch niet gebruikt werden in muziek die geschikt was voor de middentoonstemming.
Het is niet helemaal zeker hoe de stemming van het orgel dertig jaar na 1802 zal zijn geweest, toen N.A. Lohman in 1833 aan het orgel werkte. Was in die korte periode een nieuwe tijd aangebroken in de orgelbouw?

Jan Jongepier schrijft hierover in ‘Een konstkundig orgelmaker – Enkele bijdragen over het werk van de orgelmaker Albertus Anthonie Hinsz (1704–1785)’, 1994, blz. 76:

Zo lijkt het erop dat er in de periode Schnitger-Hinsz-Freytag een lange tijd van traditie en consistentie op het gebied van stemmingssystematiek is geweest, genuanceerd door voortdurende stappen van modificatie, maar ook samenhangend met een sterke consistentie op het gebied van klankgeving.

In dit verband is het treffend wat Grégoir over Dirk Lohman meedeelt. Hij zou als eerste in het noorden de gelijkzwevende temperatuur hebben ingevoerd. Dat ging gepaard aan het afzweren van aliquoten [zuiver meeklinkende boventonen en tertsregisters] en het toepassen van een “intonation pompeuse”. Ook hier dus een samenhang tussen dispositie, intonatie en stemming.
Het is heel goed mogelijk dat we hier een indirecte aanwijzing vinden voor een meer principiële scheiding tussen een oude en een nieuwe wereld dan we tot nu toe hebben aangenomen. Ook de rol van J.F. Wenthin, bij wie Dirk Lohman de gelijkzwevende temperatuur en een andere wijze van intoneren, op een hogere winddruk, leerde kennen, is in dit verband van belang. Ook wordt het grote verschil tussen Freytag en Timpe duidelijker, omdat Timpe evenals Dirk Lohman en later N.A. Lohman, van meet af aan de nieuwe stijl aanhangt.

Bij de restauratie in 2006 was het uitgangspunt dat het orgel gebracht werd naar de situatie zoals N.A. Lohman het in 1833 naliet. Hierbij is gekozen voor de stemming die Stef Tuinstra heeft gereconstrueerd uit plaatopnames van Klaas Bolt op het N.A. Lohman-orgel van Farmsum (1829). Hierin zijn zes kwinten licht getemperd (met 1/8 komma) en nog eens vier miniem (1/16 komma). Het gevolg is dat toonsoorten met weinig voortekens zuiverder klinken, maar niet zo dat toonsoorten met veel voortekens uitgesproken vals klinken.
In vergelijking: bij een helemaal evenredig zwevende stemming (waarin alle twaalf kwinten in het oktaaf 1/12 komma getemperd zijn) klinken alle toonsoorten precies hetzelfde, en in een middentoonstemming klinken sommige toonsoorten weldadig zuiver, maar andere onuitstaanbaar vals.

Opnieuw is dus in korte tijd een behoorlijk karakterverschil in Noordwolde te horen geweest: van een (vrijwel) evenredig zwevende stemming in het grootste deel van de 20e eeuw, naar een Freytag-waardige Neidhardt-stemming vanaf 1990, en tenslotte een ‘Lohman-stemming’ vanaf 2006.
Bij het ‘Passion-concert’ op 26 september 2020 liet Eeuwe Zijlstra horen dat het merendeels eeuwenoude pijpwerk in Noordwolde flexibel genoeg is om met Astor Piazolla te swingen ‘in alle tonen’.

Gelukkig zijn er op fietsafstand van Noordwolde heerlijk veel orgels waarin Sweelinck onvergelijkelijk indruk maakt met ‘zuivere aliquoten’ van middentoon- of barokstemmingen.

Foto bovenaan: Kees Kugel (in Sebastianuskerk Noordwolde: kerk – toren – orgel’)